1. Hij bevestigt zijn gezag als koning en rechtvaardigt zijn daden door het belang van wet en orde te benadrukken.
2. Hij beschuldigt Antigone ervan de wet te hebben overtreden door Polyneices te begraven en stelt dat zij straf verdient voor haar ongehoorzaamheid.
3. Hij waarschuwt Haemon ervoor te zorgen dat zijn emoties zijn oordeel niet laten vertroebelen en spoort hem aan om het welzijn van de stad voorrang te geven boven zijn persoonlijke gevoelens.
4. Hij doet een beroep op Haemons plichtsbesef en stelt voor dat hij zijn vader en de staat moet steunen, ook al betekent dit dat hij moeilijke keuzes moet maken.
5. Hij benadrukt de mogelijke gevolgen als de acties van Antigone onbestraft blijven, met het argument dat dit het gezag van de staat zou ondermijnen en tot chaos zou leiden.
6. Hij drukt zijn bezorgdheid uit over de toekomst van Haemon en waarschuwt hem voor de gevaren van associatie met degenen die tegen de wet in opstand komen.