In de context van de Ilias wordt dit citaat gebruikt om de diepgewortelde vijandigheid en het wederzijdse wantrouwen tussen de Grieken en de Trojanen te benadrukken. Het suggereert dat de twee partijen zo fundamenteel tegenover elkaar staan dat elke poging om vrede te sluiten of allianties te vormen nutteloos zou zijn. De onderliggende boodschap is dat sommige conflicten of rivaliteit onverenigbaar zijn en niet kunnen worden opgelost door middel van onderhandelingen of compromissen.
Het citaat trekt een parallel tussen de relatie tussen leeuwen en mensen en de relatie tussen de Grieken en de Trojanen. Leeuwen, bekend om hun kracht, felheid en roofzuchtige karakter, worden vaak gezien als symbolen van macht en dominantie. Mannen daarentegen vertegenwoordigen de beschaving, de rede en het vermogen tot samenwerking en sociale structuren.
Door de twee partijen met leeuwen en mensen te vergelijken, benadrukt Homerus de enorme verschillen tussen de Grieken en de Trojanen, waardoor het voor hen onmogelijk lijkt om een gemeenschappelijke basis te vinden of tot een vreedzaam begrip te komen. Het citaat impliceert dat hun conflict wordt gedreven door fundamentele, oerinstincten en diepgewortelde vijandigheden, waardoor elke poging tot verzoening zinloos is.
Bovendien heeft het citaat ook een bredere metaforische betekenis, wat suggereert dat bepaalde conflicten of rivaliteit in het leven inherent onverenigbaar en onoplosbaar kunnen zijn. Het dient als een waarschuwende herinnering dat niet alle verschillen overbrugd kunnen worden en dat sommige tegenstellingen wellicht te diepgeworteld zijn om overwonnen te kunnen worden.