1. Blinde gehoorzaamheid en conformiteit: Hij volgt blindelings op bevelen en houdt zich aan de nazi -ideologie, hoewel het tegen zijn eigen instincten en moraliteit ingaat. Hij is diep bang om het regime in twijfel te trekken en de veiligheid van zijn familie te riskeren.
2. Liefde voor zijn familie: Hij houdt diep van zijn vrouw en kinderen. Hij geeft prioriteit aan hun veiligheid en probeert hen te beschermen tegen de harde realiteit van hun situatie, zelfs als dit betekent dat hij zwijgt over zijn eigen twijfels.
3. naïviteit en onwetendheid: Hij is enigszins naïef en onwetend over de ware gruwelen van het concentratiekamp en de omvang van de brutaliteit van het nazi -regime. Hij is zich aanvankelijk niet bewust van het feit dat de nieuwe "vriend" van zijn zoon een joodse gevangene is.
4. MOFILITEIT EN MORELE AIMIGUITY: Hoewel hij niet actief deelneemt aan de wreedheden, maken zijn stilte en inactiviteit hem medeplichtig aan de verschrikkingen die zich om hem heen voordoen. Zijn karakter roept vragen op over hoe gewone mensen in totalitaire regimes kunnen worden verstrikt.
5. innerlijk conflict en schuldgevoel: Hij worstelt met intern conflict en schuldgevoel. Hij toont flitsen van compassie en empathie, vooral voor zijn zoon, maar hij worstelt om zijn eigen morele waarden te verzoenen met zijn loyaliteit aan het regime.
Het is cruciaal om te onthouden dat deze kenmerken met elkaar verweven zijn en bijdragen aan de genuanceerde weergave van de vader in de roman. Hij is geen schurk in de traditionele zin, maar eerder een gebrekkig en complex karakter dat de moeilijke keuzes vertegenwoordigt waarmee veel Duitsers tijdens het nazi -tijdperk worden geconfronteerd.