Over het algemeen werd kleding gemaakt van natuurlijke materialen zoals wol, linnen en zijde. De kwaliteit en het type stof dat werd gebruikt, was afhankelijk van de sociale status van de drager. Boeren en arbeiders droegen bijvoorbeeld doorgaans eenvoudige, stevige kleding gemaakt van wol, terwijl edelen en rijke kooplieden misschien luxueuzere kledingstukken droegen die waren gemaakt van zijde of fijn linnen.
Kostuums werden vaak versierd met verschillende soorten versieringen, zoals borduurwerk, kant, bont en sieraden. Het gebruik van deze versieringen was ook afhankelijk van de sociale status van de drager. Het werd bijvoorbeeld als ongepast beschouwd dat boeren bepaalde soorten sieraden droegen, terwijl edelen en rijke kooplieden zoveel sieraden konden dragen als ze wilden.
De constructie van middeleeuwse kostuums varieerde ook afhankelijk van de sociale status van de drager. Boeren en arbeiders droegen doorgaans eenvoudige, loszittende kleding waardoor ze zich tijdens het werk vrij konden bewegen. Edelen en rijke kooplieden daarentegen droegen mogelijk uitgebreidere kostuums die restrictiever waren qua bewegingsvrijheid.
Over het algemeen waren middeleeuwse kostuums net zo gevarieerd en divers als de middeleeuwse bevolking zelf. Er bestaat niet één ‘middeleeuws kostuum’, maar er zijn enkele gemeenschappelijke kenmerken die terug te vinden zijn in veel verschillende soorten middeleeuwse kostuums.