In de tijd van Shakespeare kregen toneelschrijvers doorgaans een vast bedrag voor hun werk, in plaats van een percentage van de winst uit de kaartverkoop. De vergoeding voor een nieuw stuk varieerde van £ 5 tot £ 10, waarbij sommige toneelschrijvers maar liefst £ 20 ontvingen.
Shakespeare begon waarschijnlijk met een relatief lage vergoeding, maar naarmate zijn populariteit groeide, namen ook zijn verdiensten toe. Tegen het einde van de jaren 1590 ontving hij ongeveer £ 20 per toneelstuk.
Naast de initiële betaling ontving Shakespeare ook "benefietoptredens" voor bepaalde toneelstukken. Dit waren bijzondere optredens waarbij een deel van de winst rechtstreeks naar de toneelschrijver ging. Afhankelijk van het succes van het stuk kunnen deze voordelen oplopen tot een aanzienlijke som geld.
In latere jaren werd Shakespeare aandeelhouder van het Globe Theatre, wat hem een deel van de winst van het theater opleverde. Deze regeling verhoogde zijn financiële succes verder.
Hoewel het moeilijk is om een exact cijfer te bepalen voor de inkomsten van Shakespeare per toneelstuk, is het over het geheel genomen duidelijk dat hij financieel succesvol was en een van de bestbetaalde toneelschrijvers van zijn tijd.