1. Repetitieproces :In de tijd van Shakespeare waren de repetities relatief informeel en vereisten ze niet hetzelfde niveau van gedetailleerde regie en voorbereiding als tegenwoordig. Acteurs leerden hun tekst en blokkering vaak ter plekke, tijdens de eerste paar uitvoeringen van het stuk. In de 20e eeuw werden de repetities veel gestructureerder, waarbij regisseurs een actievere rol speelden bij het begeleiden van de uitvoeringen van de acteurs en ervoor zorgden dat elk detail zorgvuldig werd gepland en uitgevoerd.
2. Repertoriumsysteem :Het theatergezelschap van Shakespeare, de Lord Chamberlain's Men, opereerde volgens een repertoiresysteem, wat betekent dat ze elke dag een ander stuk opvoerden. Dit vereiste dat de acteurs een groot aanpassingsvermogen moesten hebben en snel nieuwe rollen moesten leren. In de 20e eeuw stapten de meeste theaters af van het repertoiresysteem en concentreerden ze zich in plaats daarvan op het produceren van één toneelstuk voor een langere oplage.
3. Toeren :Het gezelschap van Shakespeare toerde door Engeland, reisde van stad naar stad en trad op op verschillende locaties. Dit vereiste dat de acteurs voortdurend in beweging waren en zich moesten aanpassen aan verschillende speelruimtes. In de 20e eeuw werden theaters meer gecentraliseerd en vonden de meeste producties plaats op gevestigde locaties.
4. Interactie met het publiek :In de tijd van Shakespeare was het publiek veel luidruchtiger en interactiever dan nu. Acteurs hadden vaak rechtstreeks contact met het publiek, en het was gebruikelijk dat groundlings (de toeschouwers die in de put van het theater stonden) tijdens de voorstelling met de acteurs lastigvielen of interactie hadden. In de 20e eeuw werd het publiek steeds passiever en onthield het zich van interactie met de acteurs.
5. Publieksamenstelling :De toneelstukken van Shakespeare werden opgevoerd voor een breed scala aan toeschouwers, van royalty's en edelen tot gewone mensen en handelaars. Dit vereiste een delicaat evenwicht in de inhoud en taal van de toneelstukken om een divers publiek aan te spreken. In de 20e eeuw begonnen theaters zich te richten op een specifieker publiek, en toneelstukken werden meer afgestemd op bepaalde demografische gegevens en interesses.
Over het geheel genomen weerspiegelde de dagelijkse routine van Shakespeare het dynamische en collaboratieve karakter van theater tijdens het Elizabethaanse tijdperk, terwijl toneelschrijvers uit de 20e eeuw opereerden binnen een meer verfijnd en gestructureerd theatraal systeem.