- Klassiek tijdperk (ongeveer 1750-1830):
- Nadruk op balans, helderheid en vorm.
- Gebruik van sonate-allegro-vorm, menuetten en rondo's.
- Focus op instrumentale muziek, vooral symfonieën, concerten en sonates.
- Moderne tijd (waarvan algemeen wordt aangenomen dat deze rond het einde van de 19e eeuw begint):
- Grotere diversiteit en experimenten in muziekstijlen.
- Opkomst van nieuwe genres, waaronder impressionisme, expressionisme, jazz en minimalisme.
- Complexere harmonische structuren en gebruik van atonaliteit en polytonaliteit.
- Toenemend gebruik van elektronische instrumenten en technologie.
2. Instrumentatie:
- Klassiek tijdperk:
- Voornamelijk gebruikte traditionele klassieke instrumenten zoals viool, altviool, cello, contrabas, fluit, hobo, klarinet, fagot, trompet en hoorn.
- Kleinere orkesten met een focus op helderheid van geluid.
- Moderne tijd:
- Uitbreiding van het orkest met nieuwe instrumenten, waaronder de saxofoon, harp, tuba en diverse slagwerkinstrumenten.
- Grotere orkesten met een breder scala aan timbres en dynamiek.
3. Rol van de componist:
- Klassiek tijdperk:
- Componisten waren vaak in dienst van rijke opdrachtgevers of werkten in hoofse settings.
- Ze volgden gevestigde muzikale conventies en stijlen.
- Moderne tijd:
- Componisten kregen meer artistieke vrijheid en onafhankelijkheid.
- Nadruk op individuele expressie en innovatie.
- Meer experimenteren met nieuwe muzikale vormen en technieken.
4. Relatie met publiek:
- Klassiek tijdperk:
- Muziek werd voornamelijk uitgevoerd in salons, kerken en koninklijke hoven.
- Het publiek was doorgaans aristocratisch of uit de hogere klasse.
- Muziek werd gezien als een verfijnde vorm van entertainment.
- Moderne tijd:
- Muziek werd toegankelijker voor het grote publiek door de ontwikkeling van concertzalen, opnames en radio-uitzendingen.
- Breder publiek met verschillende sociaal-economische achtergronden.
- Muziek werd diverser en weerspiegelde de smaak en cultuur van een bredere bevolking.
5. Technologische vooruitgang:
- Klassiek tijdperk:
- Beperkte toegang tot technologie.
- Muziek werd voornamelijk live uitgevoerd of op bladmuziek geschreven.
- Moderne tijd:
- Snelle technologische vooruitgang, zoals de uitvinding van opnameapparatuur, elektronische instrumenten en computers.
- Deze technologieën hebben de compositie, uitvoering en distributie van muziek beïnvloed.