Ik sta op en was,
Ik spoel mijn mond,
Ik kleed me aan en ga.
Ik ben onderweg.
De mensen passeren.
Ze kennen mij niet.
Hoe is het mogelijk?
Ik was hier gisteren.
In kantoren en fabrieken
Ik typ veel letters
En telegrammen versturen.
En mensen tekenen papieren
En andere belangrijke zaken doen.
Het wordt middag,
En we verzamelen voor de lunch.
Wij eten en drinken
En praten en lachen.
Dan verspreiden wij ons.
Ik keer terug naar mijn bureau
En blijf werken.
De middag sleept zich voort.
Mijn oogleden worden zwaar,
En ik kan moeilijk wakker blijven.
Eindelijk is het vijf uur.
Iedereen gaat naar huis.
Ik ben alleen.
Ik kijk naar de lege stoelen
En voel je verdrietig en verloren.
Ik vraag me af wat het allemaal betekent.
Waar leidt het toe?
ik ga naar huis,
En ga avondeten,
En de afwas doen.
Dan ga ik naar bed.
Hetzelfde gebeurt de volgende dag,
En de volgende,
En de volgende.
Het is een eindeloze cyclus.