Een klop op de deur
en hij staat daar,
een oude man gebogen door de jaren,
een hoed over zijn lange haar.
Hij vraagt of hij mag gaan zitten,
legt uit dat hij verdwaald is,
door dit land rijden
voor een vrouw die hij niet heeft gezien
over veertig jaar.
Ik ga tegenover hem zitten
aan mijn keukentafel,
benieuwd of ik kijk
net zo oud voor hem als hij
kijkt naar mij.