Het gedicht begint met de spreker die een reis door een woestijn beschrijft, een reis waarop 'wanhoop gebed wordt'. Dit suggereert dat de spreker zich in een staat van geestelijke crisis bevindt en dat hij naar God op zoek is voor hulp, wat een veel voorkomende menselijke ervaring is die gezien kan worden als ‘wanhoop’ die gebed wordt. Het gedicht beschrijft de woestijn vervolgens als een plaats van ‘droogte’ en ‘stof’. Het is ook een plaats van dood waar ‘zelfs schaduwen sterven’, wat suggereert dat daar geen hoop of leven te vinden is.
De spreker constateert echter ook dat God aanwezig is in de woestijn. Hij beschrijft God als ‘een stem in de stilte’ en als een ‘aanwezigheid in de leegte’. Dit suggereert dat God zelfs op de meest desolate en hopeloze plaatsen te vinden is, en dat Hij troost en kracht kan bieden aan degenen die het moeilijk hebben.
Het gedicht eindigt met de spreker die zijn geloof in God bevestigt. Hij zegt:"Ik geloof in de God van de woestijnen" en "in Zijn macht om te redden." Dit suggereert dat de spreker hoop heeft gevonden te midden van zijn wanhoop, en dat hij er vertrouwen in heeft dat God hem door de moeilijkheden waarmee hij wordt geconfronteerd, zal leiden.
Over het geheel genomen is het gedicht "Deserts God" een krachtige verkenning van de aard van God en de menselijke geloofservaring. Het gedicht suggereert dat God zelfs op de moeilijkste en meest hopeloze plaatsen aanwezig is en dat Hij een bron van troost en kracht kan zijn voor degenen die het moeilijk hebben.