Bij een verskoorzetting worden de verzen van een psalm of hymne verdeeld tussen het koor en een solist of semikoor. De solist of het semikoor zingt het openingsvers, waarna het koor reageert met het volgende couplet. Dit patroon zet zich door het hele stuk voort, waarbij de solist of het semikoor de verzen zingt en het koor de refreinen zingt.
Koormuziek in vers bevat vaak contrasterende texturen en stijlen tussen de verzen en de refreinen. De verzen kunnen in polyfone stijl worden gezongen, terwijl de refreinen in een meer homofone stijl worden gepresenteerd. Dit contrast draagt bij aan het creëren van een gevoel van roep en respons tussen de solist of het semikoor en het koor.
Koormuziek in versvorm werd vaak geschreven voor de katholieke liturgie tijdens de renaissance- en barokperiode. Bekende componisten die koormuziek in versvorm schreven, zijn onder meer Giovanni Pierluigi da Palestrina, Tomás Luis de Victoria en Heinrich Schütz. Dit formaat werd vaak gebruikt in motetten, psalmen en hymnen.
Tegenwoordig wordt verskoormuziek nog steeds uitgevoerd in kerken en andere heilige gelegenheden, en soms ook in seculiere contexten. Het blijft een belangrijk onderdeel van de westerse muziektraditie en een bewijs van de rijke geschiedenis van liturgische muziek.