1. "Wel, ik weet zeker dat ik nog nooit iemand zo diep in mijn leven heb gezien."
- Abigail drukt haar verliefdheid op John Proctor uit en onthult haar bijbedoelingen achter het beschuldigen van onschuldige mensen van hekserij.
2. "Ik zag hoe Indianen het hoofd van mijn lieve ouders op het kussen naast het mijne sloegen, en ik heb 's nachts roodachtig werk zien doen."
- Abigail beweert getuige te zijn geweest van de moord op haar ouders door indianen en gebruikt deze verzonnen herinneringen om sympathie en invloed te verwerven.
3. "Ze dwong me het te doen! Ze dwong me!"
- Abigail beschuldigt Tituba ervan haar te hebben gedwongen deel te nemen aan hekserij, de schuld af te wijzen en te proberen zichzelf vrij te pleiten.
4. "Ik heb haar gekend, meneer. Ik heb haar met hem gezien!"
- Abigail beschuldigt Elizabeth Proctor ervan een affaire te hebben met Abigails oom, dominee John Hale, waardoor het web van bedrog en valse beschuldigingen nog ingewikkelder wordt.
5. "Laat een van jullie een woord, of de scherpte van een woord, uitspreken over de andere dingen, en ik zal naar je toe komen in het donker van een vreselijke nacht en ik zal een scherpe afrekening brengen die je zal doen huiveren."
- Abigail bedreigt Mary Warren en John Proctor en demonstreert haar manipulatieve en intimiderende aard.
6. "Mijn naam is goed in het dorp! Ik wil niet dat er wordt gezegd dat mijn naam besmeurd is! Goody Proctor is een roddelende leugenaar!"
- Abigail verdedigt heftig haar reputatie en reputatie en neemt haar toevlucht tot het belasteren van anderen om zichzelf te beschermen.
Deze citaten tonen de sluwheid, het bedrog en het verlangen naar macht van Abigail Williams en benadrukken haar complexe en moreel dubbelzinnige karakter.