• "Veer van lood, felle rook, koud vuur, zieke gezondheid" (Act 1, Scène 1).
2. Metafoor :
• 'Maar zacht, welk licht breekt daar door het raam?
Het is het oosten en Julia is de zon” (Act 2, Scène 2).
3. Vergelijkbaar :
• 'Ik heb meer zorg om te blijven dan de wil om te gaan:
Kom, dood, en welkom! Julia wil het zo.
Hoe gaat het, mijn ziel? Laten we praten:het is geen dag!"
(Act 3, Scène 3)
4. Personificatie :
• "Wanneer hij zal sterven,
Neem hem en knip hem uit in kleine sterretjes,
En hij zal het aangezicht van de hemel zo mooi maken
Dat de hele wereld verliefd zal zijn op de nacht
En betoon geen aanbidding aan de felle zon'
(Act 3, Scène 2).
5. Alliteratie :
• "Vanaf nu de fatale lendenen van deze twee vijanden"
(Proloog).
6. Hyperbool :
• "Er staat meer dan liefde in hun ogen geschreven"
(Act 1, Scène 1).