"Zie! de grote steden! zie! de krioelende fabrieken en de talloze boerderijen!
Lo! de slaven, vastgebonden en door de uitgestrekte uitgestrektheid gedreven!
Lo! de arme, door zwoegen geteisterde, door honger gebeten, hopeloze massa!"
De opvattingen van Whitman begonnen echter te veranderen naarmate de abolitionistische beweging aan kracht won en het publieke sentiment tegen de slavernij toenam. In zijn latere gedichten nam hij een explicieter standpunt in tegen de slavernij en drukte hij zijn empathie uit voor het lijden van tot slaaf gemaakte individuen. In het gedicht 'I Sing the Body Electric', geschreven in 1855, benadrukt hij de gedeelde menselijkheid van alle mensen, ongeacht ras of status, en hekelt hij de ontmenselijkende effecten van slavernij:
"Ik ben de opgejaagde slaaf, ik huiver bij de beet van de honden,
Hel en wanhoop komen over mij heen, kraken en nog eens kraken de scherpschutters,
Ik grijp de rails van het hek vast, mijn bloeddruppels, dunner door het slijk van mijn huid,
Ik val op het onkruid en de stenen,
De ruiters sporen hun onwillige paarden aan, komen dichterbij,
Bespot mijn duizelige oren en sla me met hun zweepslagen met geweld op mijn hoofd."
Whitmans poëzie tijdens de burgeroorlog en daarna raakte steeds meer in lijn met de anti-slavernijzaak, en hij speelde via zijn geschriften een belangrijke rol bij het vormgeven van het publieke discours over de kwestie.
Samenvattend:hoewel de vroege werken van Whitman bewijs bevatten van conventionele opvattingen over slavernij, demonstreren zijn latere gedichten zijn groei in begrip en toewijding aan de zaak van de afschaffing, waardoor hij sympathie betuigde voor het lot van tot slaaf gemaakte individuen en uiteindelijk de instelling van de slavernij verwierp. .