Shelley's opvoeding werd sterk beïnvloed door de radicale ideeën van haar ouders. Ze kreeg thuis onderwijs en had toegang tot de uitgebreide bibliotheek van haar vader, die werken bevatte van filosofen als Voltaire, Rousseau en Godwin zelf. Shelley was ook een vraatzuchtige lezer van horror en gotische fictie, die later haar schrijven zou beïnvloeden.
In 1814 ontmoette Shelley de dichter Percy Bysshe Shelley, die het jaar daarop haar echtgenoot werd. In 1816 reisden de Shelleys met hun vriend Lord Byron naar Genève, Zwitserland. De zomer van 1816 was een cruciale tijd voor Shelley. Het was gedurende deze tijd dat ze het idee voor Frankenstein bedacht.
Het idee voor Frankenstein kwam bij Shelley terecht tijdens een spookverhaalwedstrijd tussen de groep. Byron stelde voor dat ze allemaal een verhaal over een geest zouden schrijven, en Shelley begon na te denken over het idee van een wezen dat uit lichaamsdelen was gemaakt en tot leven werd gebracht. Ze werd ook beïnvloed door de wetenschappelijke experimenten die destijds in Genève werden uitgevoerd, zoals die van Luigi Galvani, die ontdekte dat elektrische stromen de poten van dode kikkers konden laten trillen.
Shelley begon in de zomer van 1816 met het schrijven van Frankenstein en voltooide het in het voorjaar van 1817. De roman werd voor het eerst anoniem gepubliceerd in januari 1818. Pas bij de tweede editie, gepubliceerd in 1823, verscheen Shelley's naam als auteur.
Frankenstein was meteen een succes en is sindsdien een klassieker van de gotische fictie geworden. Het is aangepast in talloze films, televisieshows en andere kunstwerken. Shelley's roman is een krachtige verkenning van thema's als de aard van leven en dood, de gevaren van wetenschappelijke overmoed en het belang van liefde en mededogen.