1. Animalia: Dit koninkrijk omvat alle dieren, van de kleinste insecten tot de grootste zoogdieren. Dieren worden gekenmerkt door hun vermogen om te bewegen, hun heterotrofe voedingswijze (wat betekent dat ze hun voedsel uit andere organismen halen) en hun voortplanting via seksuele middelen.
2. Planten: Dit koninkrijk omvat alle planten, van de kleinste algen tot de grootste bomen. Planten worden gekenmerkt door hun vermogen om hun eigen voedsel te produceren door middel van fotosynthese, hun autotrofe manier van voeden (wat betekent dat ze geen andere organismen hoeven te eten om aan hun voedsel te komen) en hun reproductie door zowel seksuele als aseksuele middelen.
3. Protista: Dit koninkrijk omvat alle protisten, een diverse groep organismen die niet in het dieren- of plantenrijk passen. Protisten kunnen eencellig of meercellig zijn, ze kunnen autotroof of heterotroof zijn, en ze kunnen zich zowel seksueel als aseksueel voortplanten.
Dit systeem van drie koninkrijken werd in 1866 door Ernst Haeckel voorgesteld en werd algemeen aanvaard tot in de jaren zestig, toen het systeem van vijf koninkrijken werd geïntroduceerd.