1. Macbeth:Gedurende het hele stuk drukt Lennox zijn bezorgdheid en afkeuring uit over de acties van Macbeth. Na de moord op koning Duncan steunt Lennox aanvankelijk Macbeth, maar hij wordt steeds sceptischer en kritischer over zijn regering. Hij trekt de moraliteit van Macbeth in twijfel en ziet hoe hij afglijdt naar tirannie en paranoia. Lennox wordt onderdeel van de groep edelen die uiteindelijk in opstand komen tegen Macbeth en werken aan het herstellen van de orde in Schotland.
2. Fleance:Lennox heeft niet veel directe interactie met Fleance, de zoon van Banquo. Hij erkent echter het belang van Fleance als een potentiële bedreiging voor de macht van Macbeth. Na de moord op Banquo realiseert Lennox zich dat Fleance is ontsnapt en uit hij zijn bezorgdheid over de gevolgen. Hij begrijpt dat het voortbestaan van Fleance een uitdaging kan vormen voor de ambities van Macbeth.
3. Duncan's Sons:Lennox toont loyaliteit en respect voor de zonen van Duncan, Malcolm en Donalbain. Hij erkent hen als de wettige erfgenamen van de Schotse troon en steunt hun aanspraak op de kroon. Lennox blijft trouw aan de familie van Duncan, zelfs na de hemelvaart van Macbeth, en neemt actief deel aan de pogingen om hem omver te werpen.
Over het geheel genomen worden Lennox' meningen over de zonen van Macbeth, Fleance en Duncan gevormd door zijn toewijding aan gerechtigheid, eer en loyaliteit. Hij wordt een uitgesproken criticus van de tirannie van Macbeth, erkent de betekenis van Fleance als een potentiële bedreiging voor Macbeth en steunt de zonen van Duncan in hun jacht op de troon.