1. Een plotselinge vrijlating van iets:
- Een uitbarsting van gelach
- Een uitbarsting van energie
- Een uitbarsting van woede
2. Een plotselinge toename of groei:
- Een uitbarsting van populariteit
- Een uitbarsting van creativiteit
- Een uitbarsting van economische activiteit
3. Een plotselinge of gewelddadige uitbarsting:
- Een uitbarsting van geweervuur
- Een uitbarsting van vulkanische as
- Een uitbarsting van wind of water
4. Een plotselinge breuk of breuk:
- Een gebarsten pijp
- Een gebarsten ballon
- Een uitbarsting van tranen
5. Een korte of tijdelijke ervaring:
- Een uitbarsting van inspiratie
- Een uitbarsting van vreugde
- Een uitbarsting van pijn
6. Plotseling en snel binnenkomen of vertrekken:
- Ze stormde de kamer binnen.
- Hij barstte in lachen uit.
7. Plotseling of abrupt mislukken:
- Hun plannen barsten als een zeepbel.
- Het bedrijf ging failliet.