1. Wat heeft handen maar kan niet klappen? Een klok.
2. Davids vader heeft drie zonen:Snap, Crackle en _____? David.
3. Ik heb altijd honger, hoe meer je me voedt, hoe meer ik groei, maar als ik dorst heb, word ik kleiner. Wat ben ik? Vuur.
4. Ik ben lang als ik jong ben, en ik ben klein als ik oud ben. Wat ben ik? Een kaars.
5. Wat gaat door de schoorsteen naar beneden, maar kan niet door de schoorsteen omhoog? Een paraplu.
6. Ik heb een bed, maar ik slaap niet. Ik heb een mond, maar ik praat niet. Wat ben ik? Een rivier.
7. Wat heeft veel sleutels, maar kan geen enkele deur openen? Een piano.
8. Ik ben altijd nat, maar ik droog nooit. Wat ben ik? Een handdoek.
9. Wat heeft één hoofd, één voet en vier poten? Een bed.
10. Je meet mijn leven in uren, en ik dien je door te verstrijken. Ik ben snel als ik dun ben en langzaam als ik dik ben. De wind is mijn vijand. Wat ben ik? Een kaars.