Letterlijk, Shakespeare gebruikte 'put' om te verwijzen naar een gat in de grond, zoals een put, graf of mijn. In Hamlet overweegt de hoofdpersoon bijvoorbeeld zelfmoord en noemt het graf een ‘kuil’ waar hij in moet springen.
Figuurlijk, Shakespeare gebruikte 'put' om te verwijzen naar een plaats van gevaar of ongeluk, zoals een valstrik of een slagveld. In Macbeth noemen de heksen het slagveld bijvoorbeeld een ‘kuil’ van bloed en dood.
Shakespeare gebruikte ook "pit" om naar het menselijk lichaam te verwijzen, met name de maag of darmen. In The Merchant of Venice verwijst Shylock bijvoorbeeld naar zijn maag als een ‘kuil’ die gevuld is met honger.
In andere gevallen Shakespeare gebruikte 'put' om te verwijzen naar een plaats van opsluiting, zoals een kerker of gevangenis. In The Tempest verwijst Prospero bijvoorbeeld naar het eiland als een "kuil" waaruit hij niet kan ontsnappen.
Over het geheel genomen gebruikte Shakespeare het woord 'pit' om een verscheidenheid aan betekenissen over te brengen, zowel letterlijk als figuurlijk, en het is belangrijk om rekening te houden met de context waarin het woord wordt gebruikt om de bedoelde betekenis ervan te begrijpen.