Redenen voor de samenzwering tegen Caesar:
Angst voor Caesars autocratie: Caesar had aanzienlijke militaire en politieke macht vergaard en er werd aangenomen dat hij dictatoriale neigingen had. De samenzweerders vreesden dat Caesar een permanente heerser wilde worden en het republikeinse bestuurssysteem wilde ontmantelen.
Behoud van Republikeinse Idealen: Brutus en andere senatoren waren sterke voorstanders van de traditionele waarden van de Romeinse Republiek, waaronder het delen van de macht tussen verschillende instellingen en individuen. Ze waren bang dat Caesars machtsconcentratie de republikeinse structuur zou ondermijnen en de Romeinse vrijheden in gevaar zou brengen.
Persoonlijke klachten: Sommige senatoren koesterden persoonlijke grieven tegen Caesar of voelden zich bedreigd door zijn opkomst. Cassius had bijvoorbeeld een politieke rivaliteit met Caesar en koesterde wrok jegens hem.
Invloed van Cato: Cato de Jongere, een fervent voorstander van de Republiek, was fel gekant tegen Caesar en moedigde anderen actief aan zich tegen hem te verzetten. Zijn onwankelbare toewijding aan republikeinse idealen inspireerde sommige senatoren om zich bij de samenzwering aan te sluiten.
Geruchten en profetieën: Er waren wijdverbreide geruchten en profetieën die de opkomst van Caesar naar de absolute macht en het verval van de Republiek voorspelden. Deze geruchten wekten een gevoel van urgentie bij de samenzweerders en voedden hun vastberadenheid om in actie te komen.
De moord op Caesar op 15 maart 44 vGT was het hoogtepunt van de samenzwering, maar de nasleep leidde tot een reeks burgeroorlogen en politieke instabiliteit die uiteindelijk de Romeinse Republiek in het Romeinse Rijk veranderden.