1. Ariël :
- Ariël wordt afgebeeld als een gewillige en trouwe dienaar van Prospero. Hij spreekt respectvol tegen Prospero en spreekt hem aan als 'mijn nobele meester'.
- Ariël is gehoorzaam en wil Prospero graag een plezier doen. Hij bevestigt:"Ik vlieg, mijn heer." wanneer Prospero hem opdraagt een taak uit te voeren.
- Ariëls relatie met Prospero lijkt gebaseerd te zijn op wederzijds vertrouwen en genegenheid. Prospero noemt Ariël zijn 'kuiken' en 'fijne geest', wat duidt op een gevoel van genegenheid.
2. Caliban :
- Caliban daarentegen wordt voorgesteld als een rebelse en wrokkige figuur. Hij toont geen respect voor Prospero en noemt hem 'tiran' en 'tovenaar'.
- De interactie van Caliban met Prospero wordt gekenmerkt door vijandigheid. Hij beschuldigt Prospero ervan zijn eiland te hebben weggenomen en hem tot slaaf te hebben gemaakt.
- Prospero behandelt Caliban met een mengeling van autoriteit en minachting. Prospero gebruikt magie om Caliban onder controle te houden, die hij een ‘verdomde heks’ en ‘giftige slaaf’ noemt.
Door de dialoog tussen Prospero, Ariël en Caliban brengt Shakespeare een duidelijk contrast tot stand tussen de twee geesten:Ariël is loyaal en gewillig, terwijl Caliban wrokkig en ongehoorzaam is. Dit contrast vormt het toneel voor de conflicten en machtsdynamiek die zich gedurende het stuk zullen ontvouwen.