1. Verbale humor :Shakespeare gebruikt woordspelingen, woordspelingen en geestige dialogen om humor te creëren. Als Demetrius Helena bijvoorbeeld afwijst, zegt hij:'Ik geef liever mijn hart aan een steen dan mijn lichaam aan een vrouw.'
2. Fysieke komedie :Shakespeare gebruikt slapstick-humor, identiteitsverwisselingen en pratfalls om fysieke komedie te creëren. Wanneer Bottom bijvoorbeeld in een ezel verandert, balken hij en veroorzaakt opschudding onder de andere personages.
3. Karaktereigenaardigheden :Shakespeare creëert humoristische karakters met overdreven persoonlijkheden en eigenaardigheden. Bottom, de wever, is bijvoorbeeld een stuntelig, zelfingenomen personage wiens capriolen voor komische verlichting zorgen.
4. Situationele humor :Shakespeare creëert humoristische situaties door personages in onverwachte of absurde omstandigheden te plaatsen. Wanneer de geliefden bijvoorbeeld verdwalen in het bos, raken ze in de war over hun identiteit en genegenheid, wat leidt tot komische misverstanden.
5. Ironie :Shakespeare gebruikt ironie om humor te creëren. Zo vormt de achtervolging van de geliefden een humoristisch contrast met de chaos en verwarring in het bos.
Over het algemeen gebruikt Shakespeare in Act 1, Scene 1, een verscheidenheid aan komische technieken om komische verlichting te bieden en de sfeer van het stuk te verlichten.