- "Op het dak van het huis pauzeren de rendieren,
Uit de schoorsteen Sam-ta Claus."
Assonantie:
- "Rudolph het rendier met de rode neus
Had een zeer glanzende neus"
Consonantie:
- "Maar Rudolph met zijn neus zo helder,
Ik heb de race gewonnen en de kerstnacht gered."
Hyperbool:
- "Alle andere rendieren lachten en noemden hem uit.
Ze lieten de arme Rudolph nooit meedoen aan rendierspelletjes."
Metafoor:
- "Rudolph's neus was zo helder,
Het was als een stralende ster."
Onomatopee:
- "Zijn ogen en oren werden groot en wijd
Toen de Kerstman zei:'Kom vanavond hier.'"
Personificatie:
- "Alle andere rendieren
Lachte altijd en noemde hem namen'
Vergelijking:
- "Zijn neus was als een baken in de nacht"