Het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten heeft het concept van "vechtwoorden" voor het eerst vastgelegd in de zaak Chaplinsky tegen New Hampshire uit 1942. In dat geval oordeelde het Hof dat de staat een individu kon straffen voor het gebruik van woorden die 'een gemiddeld persoon waarschijnlijk tot ruzie zouden aanzetten'.
Het Hof heeft sindsdien de definitie van vechtwoorden verduidelijkt en oordeelt dat deze moeten zijn:
* "Zal waarschijnlijk aanzetten tot dreigend geweld"
* "Gebruikt face-to-face of in andere omstandigheden waar geweld mogelijk is"
* "Waarschijnlijk zal een redelijk persoon gewelddadig reageren"
Voorbeelden van vechtwoorden kunnen zijn:
- Bijnamen of beledigingen gericht tegen een individu of groep op basis van ras, etniciteit, religie, geslacht of seksuele geaardheid
- Intimidatie of bedreiging met geweld
- Uitspraken die rechtstreeks oproepen tot of aanzetten tot geweld
Hoewel vechtwoorden niet worden beschermd door het Eerste Amendement, worden andere vormen van meningsuiting, zelfs die welke aanstootgevend of beledigend zijn, over het algemeen wel beschermd. Het Hooggerechtshof heeft geoordeeld dat het Eerste Amendement kritiek op de regering beschermt, zelfs als deze impopulair of controversieel is.