Tegenwoordige tijd:
Ik spreek Spaans. - Ik spreek Spaans.
Je spreekt Spaans. -Je spreekt Spaans.
Hij spreekt Spaans. -Hij spreekt Spaans.
Ze spreekt Spaans. -Ze spreekt Spaans.
Wij spreken Spaans. -Wij spreken Spaans.
Je spreekt Spaans. -Jullie spreken allemaal Spaans.
Ze spreken Spaans. -Ze spreken Spaans.
Ze spreken Spaans. -Ze spreken Spaans.
Verleden tijd:
Ik sprak Spaans. - Ik sprak Spaans.
Je sprak Spaans. -Je sprak Spaans.
Hij sprak Spaans. - Hij sprak Spaans.
Ze sprak Spaans. -Ze sprak Spaans.
Wij spreken Spaans. -Wij spraken Spaans.
Je sprak Spaans. - Jullie spraken allemaal Spaans.
Ze spraken Spaans. -Ze spraken Spaans.
Ze spraken Spaans. -Ze spraken Spaans.
Toekomstige spanning:
Ik zal Spaans spreken. -Ik zal Spaans spreken.
Je zult Spaans spreken. -Je spreekt Spaans.
Hij zal Spaans spreken. -Hij zal Spaans spreken.
Ze zal Spaans spreken. -Ze zal Spaans spreken.
Wij zullen Spaans spreken. -We zullen Spaans spreken.
Je zult Spaans spreken. -Jullie zullen allemaal Spaans spreken.
Ze zullen Spaans spreken. -Ze zullen Spaans spreken.
Ze zullen Spaans spreken. -Ze zullen Spaans spreken.
Voorwaardelijke tijd:
Ik zou Spaans spreken. -Ik zou Spaans spreken.
Je zou Spaans spreken. -Je zou Spaans spreken.
Hij zou Spaans spreken. -Hij zou Spaans spreken.
Ze zou Spaans spreken. -Ze zou Spaans spreken.
Wij zouden Spaans spreken. -We zouden Spaans spreken.
Je zou Spaans spreken. -Jullie zouden allemaal Spaans spreken.
Ze zouden Spaans spreken. -Ze zouden Spaans spreken.
Ze zouden Spaans spreken. -Ze zouden Spaans spreken.
Aanvoegende wijs:
Ik spreek Spaans. -Dat ik Spaans mag spreken.
Je spreekt Spaans. -Dat je Spaans mag spreken.
Hij spreekt Spaans. - Dat hij Spaans mag spreken.
Ze spreekt Spaans. -Dat ze Spaans mag spreken.
Wij spreken Spaans. -Dat we Spaans mogen spreken.
Je spreekt Spaans. - Dat jullie allemaal Spaans mogen spreken.
Ze spreken Spaans. -Dat ze Spaans mogen spreken.
Ze spreken Spaans. -Dat ze Spaans mogen spreken.
Imperatief tijd:
Spreek Spaans. - Spreek Spaans.
Spreek Spaans. - Spreek Spaans (tegen een groep mensen).