Arts >> Kunst en amusement >  >> theater >> monologen

Kun jij Spaans naar Engels vertalen en werkwoorden vervoegen?

Vertaal Spaans naar Engels en vervoeg werkwoorden:

Tegenwoordige tijd:

Ik spreek Spaans. - Ik spreek Spaans.

Je spreekt Spaans. -Je spreekt Spaans.

Hij spreekt Spaans. -Hij spreekt Spaans.

Ze spreekt Spaans. -Ze spreekt Spaans.

Wij spreken Spaans. -Wij spreken Spaans.

Je spreekt Spaans. -Jullie spreken allemaal Spaans.

Ze spreken Spaans. -Ze spreken Spaans.

Ze spreken Spaans. -Ze spreken Spaans.

Verleden tijd:

Ik sprak Spaans. - Ik sprak Spaans.

Je sprak Spaans. -Je sprak Spaans.

Hij sprak Spaans. - Hij sprak Spaans.

Ze sprak Spaans. -Ze sprak Spaans.

Wij spreken Spaans. -Wij spraken Spaans.

Je sprak Spaans. - Jullie spraken allemaal Spaans.

Ze spraken Spaans. -Ze spraken Spaans.

Ze spraken Spaans. -Ze spraken Spaans.

Toekomstige spanning:

Ik zal Spaans spreken. -Ik zal Spaans spreken.

Je zult Spaans spreken. -Je spreekt Spaans.

Hij zal Spaans spreken. -Hij zal Spaans spreken.

Ze zal Spaans spreken. -Ze zal Spaans spreken.

Wij zullen Spaans spreken. -We zullen Spaans spreken.

Je zult Spaans spreken. -Jullie zullen allemaal Spaans spreken.

Ze zullen Spaans spreken. -Ze zullen Spaans spreken.

Ze zullen Spaans spreken. -Ze zullen Spaans spreken.

Voorwaardelijke tijd:

Ik zou Spaans spreken. -Ik zou Spaans spreken.

Je zou Spaans spreken. -Je zou Spaans spreken.

Hij zou Spaans spreken. -Hij zou Spaans spreken.

Ze zou Spaans spreken. -Ze zou Spaans spreken.

Wij zouden Spaans spreken. -We zouden Spaans spreken.

Je zou Spaans spreken. -Jullie zouden allemaal Spaans spreken.

Ze zouden Spaans spreken. -Ze zouden Spaans spreken.

Ze zouden Spaans spreken. -Ze zouden Spaans spreken.

Aanvoegende wijs:

Ik spreek Spaans. -Dat ik Spaans mag spreken.

Je spreekt Spaans. -Dat je Spaans mag spreken.

Hij spreekt Spaans. - Dat hij Spaans mag spreken.

Ze spreekt Spaans. -Dat ze Spaans mag spreken.

Wij spreken Spaans. -Dat we Spaans mogen spreken.

Je spreekt Spaans. - Dat jullie allemaal Spaans mogen spreken.

Ze spreken Spaans. -Dat ze Spaans mogen spreken.

Ze spreken Spaans. -Dat ze Spaans mogen spreken.

Imperatief tijd:

Spreek Spaans. - Spreek Spaans.

Spreek Spaans. - Spreek Spaans (tegen een groep mensen).

monologen

Verwante categorieën