1. De hele wereld is een podium. (herhaling van het "A" -geluid)
2. En één man speelt in zijn tijd vele rollen. (herhaling van het "A" -geluid)
3. Dan een minnaar, zuchtend als een oven, met een treurige ballade op de wenkbrauw van zijn minnares. (herhaling van de "I"- en "U"-klanken)
4. Dan een soldaat, vol vreemde eden, en met een baard als de pard, jaloers op eer, plotseling en snel in ruzie, op zoek naar de reputatie van de zeepbel, zelfs in de mond van het kanon. (herhaling van de "U" en "E" geluiden)
5. En zijn grote mannelijke stem, die weer verandert in kinderachtige hoge tonen, fluitjes en fluitjes in zijn geluid. (herhaling van het 'ik'-geluid)
6. De laatste scène die deze vreemde en bewogen geschiedenis beëindigt, is tweede kinderachtigheid en louter vergetelheid, zonder tanden, zonder ogen, zonder smaak, zonder alles. (herhaling van de "A" en "E" geluiden)
Deze gevallen van assonantie creëren een gevoel van muzikaliteit en voegen diepte toe aan de taal, waardoor de algehele poëtische ervaring van het gedicht wordt versterkt.