* Atonaliteit: De afwezigheid van een tooncentrum of toonsoort.
* Polyritmen: Het gelijktijdig gebruiken van meerdere ritmes.
* Polyharmonie: Het gelijktijdig gebruiken van meerdere harmonieën.
* Geluidsmassa's: Het gebruik van dichte clusters van bankbiljetten.
* Uitgebreide technieken: Het gebruik van onconventionele speeltechnieken, zoals het tokkelen van de snaren van een piano met een metalen staaf.
* Onbepaaldheid: Het gebruik van toevallige of aleatorische elementen in de compositie.
* Elektronische muziek: Het gebruik van elektronische instrumenten en geluiden.