1. Klassieke conditionering: Hierbij wordt een neutrale stimulus (bijvoorbeeld een toon) geassocieerd met een significante (reflexieve) stimulus (bijvoorbeeld voedsel), zodat de neutrale stimulus dezelfde reactie begint uit te lokken als de significante stimulus.
2. Operante conditionering: Dit wordt ook wel instrumentele conditionering genoemd en omvat het versterken (of bestraffen) van gedrag om de waarschijnlijkheid ervan in de toekomst te vergroten (of te verkleinen).
3. Observationeel leren (sociaal leren): Dit is leren dat gebeurt door naar anderen te kijken, te imiteren en te observeren.