formeel:
* veld (bijv. "Het veld van concurrenten was dit jaar sterk.")
* kanshebbers (Bijv. "De kanshebbers voor het kampioenschap waren allemaal zeer bekwaam."
* Deelnemers (Bijv. "De deelnemers aan de race wilden allemaal graag winnen.")
informeel:
* rivalen (bijv. "De rivalen vochten het uit voor de eerste plaats.")
* tegenstanders (bijv. "Het team werd geconfronteerd met stoere tegenstanders in de play -offs.")
* wedstrijden (bijv. "Er waren veel wedstrijden voor de beste prijs.")
beschrijvend:
* groep concurrenten
* verzamelen van concurrenten
* array van concurrenten
* ploeg van concurrenten
Uiteindelijk hangt de beste keuze af van de specifieke context en de gewenste toon van uw schrijven.