Gekleed in kledij, geruit in Schotse waanzin,
Zijn haar een wilde, ongetemde massa,
Zijn lach is overvloedig, een onstuimige jongen.
Van zonsopgang tot zonsondergang, met een aanstekelijke vreugde,
Zijn capriolen brengen een aanstekelijke vrolijkheid,
Zijn woorden stromen voort, een wonderlijke batch,
Een geschenk van de goden, die Schotse jongen.
Er is geen pracht of praal aan verbonden,
Zijn humor spat ervan af, een stevige vangst,
Zijn verhalen stromen, een magische charme,
Zijn vreugde was ongebreideld, een Schotse charme.
In de valleien van het hoogland klinkt zijn stem krachtig,
Zijn ballades stijgen, een vreugdevolle menigte,
Zijn geest dwaalt rond, voor altijd jong,
Een Schotse bard, wiens verhalen onbezongen zijn.
Dus hef een glas en proost op deze jongen,
Zijn Schotse humor, een vrolijke idioot,
Moge het lachen bloeien waar je ook bent betreden,
Een tijdloze ziel, deze hooglandjongen.