Samenvatting:
"The River in March" is een krachtig en suggestief gedicht waarin Ted Hughes de wilde en tumultueuze aard van een rivier in de maand maart vastlegt. Het gedicht begint met de spreker die zich rechtstreeks tot de rivier richt en deze beschrijft als een ‘brullende reus’ en een ‘wild paard’. Hij stelt zich de rivier voor terwijl deze over rotsblokken en omgevallen bomen stort, waardoor een krachtige stroom ontstaat die voortdurend in beweging is.
Vervolgens vergelijkt de spreker de rivier met een wild dier, waarbij hij levendige beelden gebruikt om zijn energie en kracht weer te geven. Hij noemt de ‘manen van schuim’ en ‘stenen tanden’ van de rivier, waardoor een gevoel van dierlijke kracht ontstaat. Bovendien noemt hij het gebrul van de rivier een ‘stem’, wat suggereert dat de rivier over een soort macht beschikt en zich door middel van zijn geluid kan uiten.
Door het hele gedicht heen legt Hughes de dynamische en veranderlijke aard van de rivier vast. Terwijl het ijs in maart smelt, groeit de rivier in volume en wordt turbulenter. Het gedicht geeft een gevoel weer van de vergankelijkheid van de natuur en de constante cyclus van verandering en transformatie.
Bovendien onderzoekt het gedicht de wisselwerking tussen de natuurlijke wereld en de menselijke ervaring. De spreker beschrijft hoe de rivier ‘zingt’ terwijl hij over zijn obstakels stroomt, wat een poëtische kwaliteit aan de beweging van de rivier suggereert. Daarbij suggereert Hughes een verband tussen de menselijke creatieve impuls en de krachten van de natuur.
‘The River in March’ illustreert niet alleen Hughes’ scherpe observatie van de natuurlijke wereld, maar benadrukt ook zijn bekwame gebruik van taal en beeldtaal om een diepgaande poëtische ervaring te creëren.