Hier zijn enkele specifieke voorbeelden van de morele lessen in het gedicht:
* Stanza 1: Het gedicht begint met een beschrijving van de schoonheid van de natuur, inclusief de bloemen, bomen en vogels. De spreker zegt tegen de kinderen dat ze zich moeten 'verheugen in de schoonheid van de natuur' en 'uw hart met vreugde moeten laten vullen'.
* Stanza 2: De spreker vertelt de kinderen dat ze 'de Heer moeten danken voor al zijn zegeningen' en dat ze 'vriendelijk moeten zijn voor alle schepselen'.
* Stanza 3: De spreker herinnert de kinderen eraan dat ze allemaal ‘erfgenamen van het koninkrijk der hemelen’ zijn en dat ze ‘ernaar moeten streven om als Christus te zijn’.
* Stanza 4: Het gedicht eindigt met de spreker die de kinderen vertelt "wees gelukkig in je jeugd" en "gedenk je Schepper in de dagen van je jeugd".
Deze morele lessen leren kinderen dankbaar te zijn voor de schoonheid van de natuur, vriendelijk te zijn voor dieren, respectvol te zijn tegenover anderen en ernaar te streven hun leven te leiden in overeenstemming met Gods wil.