Er was een tijd dat het kleine speelgoedpaard nieuw was,
En de soldaat kwam mooi voorbij.
Het paard had felrode manen en staart,
En de soldaat had goudkleurig haar.
Het speelgoedpaard was de beste vriend van de jongen,
En de soldaat was zijn held.
Ze zouden samen op avontuur gaan,
En vecht tegen de kwade vijand.
Maar de tijd verstreek en de jongen groeide op.
Hij heeft zijn speelgoed opgeborgen,
En hij vergat de soldaat.
Het speelgoedpaard werd met rust gelaten,
En de soldaat werd vergeten.
Ze werden allebei stoffig en oud,
En ze werden allebei vergeten.
Op een dag kwam de jongen het speelgoedpaard tegen
En de soldaat op zolder.
Hij raapte ze op en stofte ze af,
En hij herinnerde zich de gelukkige dagen van zijn jeugd.
De jongen nam het speelgoedpaard en de soldaat mee
En hij liet ze aan zijn kinderen zien.
Hij vertelde hen over de avonturen die ze samen hadden beleefd,
En over de kwade vijand waartegen ze hadden gevochten.
De kinderen waren dol op het speelgoedpaard en de soldaat,
En ze speelden elke dag met ze.
Het speelgoedpaard en de soldaat waren weer blij,
En ze werden nooit vergeten.