Het gedicht werd zeer populair en leidde tot veel discussie over sociale en economische ongelijkheden. Het raakte een gevoelige snaar bij veel lezers die het zagen als een weerspiegeling van de strijd waarmee individuen uit de arbeidersklasse te maken kregen tijdens de industriële transformatie aan het einde van de 19e eeuw. De suggestieve beeldtaal en krachtige taal van het gedicht brachten op effectieve wijze de barre omstandigheden en uitgebuite omstandigheden van de arbeiders over en resoneerden met de zorgen van mensen over sociale onrechtvaardigheid.
Het gedicht vermeldde niet rechtstreeks de term 'gebed', maar het had veel gebedsachtige eigenschappen. Markhams taalgebruik en beeldtaal creëerden een verheven toon en spirituele uitstraling rond de landarbeider, bijna als een bijbels figuur die verlossing nodig heeft. Bovendien eindigt het gedicht met een pleidooi aan God om het lijden van de arbeider te verlichten en hoop en de mogelijkheid van goddelijke tussenkomst te bieden:
_En de ogen van de dode ossen
Draai leeg voor de vliegen;
Maar wie zal zich tot hem wenden
Wie zwoegt tot hij sterft?
O meesters, heren en heersers in alle landen,
Is dit het handwerk dat u aan God geeft,
Dit monsterlijke ding vervormd en uitgeblust?
Hoe kun je deze vorm ooit rechttrekken;
Raak het opnieuw aan met onsterfelijkheid,
Geef het naar boven kijken en het licht terug;
Bouw daarin de muziek en de droom opnieuw op;
Maak de eeuwenoude schande recht,
Perfide misstanden, ongeneeslijke ellende?
O meesters, heren en heersers in alle landen,
Hoe zal de toekomst er uitzien met deze man?
Hoe beantwoord je zijn brute vraag in dat uur?
Wanneer wervelwinden van rebellie alle kusten doen schudden?
In deze slotregels stelt Markham diepgaande en reflectieve vragen, waarmee hij impliciet de aandacht vestigt op de noodzaak van sociale hervormingen en maatschappelijke veranderingen. Hoewel het niet direct 'Een gebed' wordt genoemd, belichaamt het gedicht de essentie van een pleidooi of smeekbede voor verandering, waarbij thema's als sociale ongelijkheid en de dringende behoefte aan interventie aan bod komen om het wanhopige lot van de arbeidersklasse aan te pakken.