De dag is voorbij, de zon is ondergegaan,
De vogels zijn weg, de bomen zijn nat,
De wind is laag, de lucht is stil,
De wereld is stil, de nacht is kil.
De maan is op, de sterren zijn helder,
De hemel glanst met zilverkleurig licht,
Maar beneden is alles donker en somber,
Want de dood is gekomen en heeft mij vernederd.
Mijn hart breekt, tranen zullen vallen,
Ik huil en treur om iedereen,
Voor degenen die mij nu zijn voorgegaan,
En degenen die zullen komen als ik er niet meer ben.
Oh, dood, waarom moet je wegnemen?
Degenen van wie we houden, degenen die we bidden,
Waarom moet je ons hier alleen laten,
Om de wereld tegemoet te treden zonder de onze?
Maar ik zal niet wanhopen of treuren,
Want ik weet dat de dood slechts een slaap is,
En op een dag zal ik weer opstaan,
In een betere wereld, waar ik zal blijven.
Dus ik neem voorlopig afscheid,
En leg mij neer om te rusten en te buigen,
In vrede en hoop en geloof zal ik zijn,
Tot de dag waarop je mij bevrijdde.