1. Angst en bijgeloof: Heksen werden vaak geassocieerd met angst, bijgeloof en het onbekende. Men geloofde dat ze bovennatuurlijke krachten bezaten, zoals het vermogen om spreuken uit te spreken, schade toe te brengen en voorspellingen te doen. De angst voor hekserij was wijdverbreid, wat leidde tot paranoia en beschuldigingen tegen personen die ervan verdacht werden hekserij te beoefenen.
2. Vervolging: De Witchcraft Act van 1563 en de Witchcraft Act van 1604 maakten hekserij in Engeland tot de doodstraf. Beschuldigingen van hekserij waren gebruikelijk en individuen werden onderworpen aan processen en zware straffen, waaronder executie door ophanging of verbranding op de brandstapel.
3. Verbinding met de duivel: Velen geloofden dat heksen overeenkomsten met de duivel sloten, waardoor ze hun bovennatuurlijke vermogens kregen. Deze connectie versterkte de negatieve perceptie van heksen en hun associatie met kwaad en duisternis.
4. Gendervooroordelen: Beschuldigingen van hekserij waren vaak onevenredig gericht tegen vrouwen. Sociale en culturele factoren droegen bij aan deze gendervooroordelen, omdat vrouwen vaak werden gezien als gevoeliger voor manipulatie door kwade krachten.
5. Zondebok: In tijden van sociale onrust of persoonlijke tegenslagen werden heksen soms tot zondebok gemaakt en de schuld gegeven van deze problemen. Dit diende als een middel om verklaringen te vinden voor gebeurtenissen die buiten de menselijke controle leken.
6. Populair entertainment: Hoewel heksen over het algemeen gevreesd werden, hadden ze ook een zekere fascinatie voor mensen. Hekserij was in de tijd van Shakespeare een populair thema in de literatuur, theater en folklore. Shakespeare zelf beeldde heksen af in verschillende toneelstukken, waaronder 'Macbeth' en 'The Merry Wives of Windsor', wat bijdroeg aan de culturele representatie van heksen in de literatuur.
Het is belangrijk op te merken dat de houding ten opzichte van hekserij in de tijd van Shakespeare varieerde onder verschillende sociale groepen en geleerden. Sommige individuen stonden sceptisch tegenover het geloof in hekserij en pleitten tegen de vervolging van vermoedelijke heksen, terwijl anderen sterke overtuigingen hadden over het bestaan van hekserij en de kwaadaardige gevolgen ervan.