Hun geur vult de lucht.
Eén, in karmozijnrode tint versierd,
De overige zachte, roze bloemblaadjes slijten.
Hun schoonheid kent geen grenzen,
In levendige kleuren dansen ze,
Bloemblaadjes zwaaien zachtjes en walsen,
Een tijdloze, sierlijke tovenares.
Hun doornen beschermen hun genade,
Een waarschuwing fluisterde laag,
Toch genieten bijen van hun zoete omhelzing,
Een symfonie die de natuur schenkt.
Karmozijnrode roos, krachtig en groots,
Roze roos, delicaat en licht,
Samen weven ze een betoverende streng,
Een wandtapijt dat aangenaam is om te zien.
Geen behoefte aan 'like' of 'as' om te vergelijken,
Hun schoonheid onderscheidt zich,
In het tapijt van de natuur verklaren hun charmes:
Een meesterwerk werkelijk schitterend.