Harmonische basis :
Tonaliteit definieerde het harmonische raamwerk waarbinnen barokcomponisten werkten. De tonica (grondtoon) fungeerde als centraal referentiepunt en zorgde voor stabiliteit en resolutie voor muzikale progressies. Elk akkoord dat in een stuk wordt gebruikt, heeft betrekking op de tonica, creëert een gevoel van samenhang en estructura armónica.
Cadans en resolutie :
Het creëren van een duidelijke tonaliteit maakte het gebruik van cadensen mogelijk, muzikale frasen die een gevoel van resolutie of afsluiting geven. Cadensen waren essentieel bij het afbakenen van secties binnen een compositie en het creëren van momenten van anticipatie en tevredenheid voor de luisteraar.
Affecties en expressie :
Componisten tijdens het baroktijdperk probeerden met hun werken specifieke emoties op te roepen en muzikale verhalen te creëren. Grote tonen werden vaak geassocieerd met positieve, feestelijke of opbeurende emoties, terwijl kleine tonen een gevoel van droefheid, reflectie of melancholie overbrachten. Door een duidelijke tonaliteit tot stand te brengen, konden componisten deze "affecten" of emoties effectief op het publiek overbrengen.
Invloed op vorm :
Het concept van tonaliteit beïnvloedde barokke muziekvormen, waaronder binaire en ternaire vormen. Elke sectie of beweging binnen een compositie was gebaseerd op de vastgestelde tonaliteit, waardoor een evenwichtige en samenhangende structuur ontstond.
Relatie met Counterpoint :
Barokmuziek bevatte vaak een ingewikkeld contrapunt, met onafhankelijke melodische lijnen die met elkaar verweven waren. Het creëren van een duidelijke tonaliteit zorgde voor een verbindend element, waardoor deze lijnen zich harmonieus konden verhouden en konden bijdragen aan de algehele samenhang van de muziek.
Chromatiek en versieringen :
Het creëren van een duidelijke tonaliteit maakte ook een oordeelkundig gebruik van chromatiek (de introductie van noten die vreemd zijn aan de toonsoort) en versieringen mogelijk. Deze versieringen brachten spanning en voegden expressieve diepte toe, maar bleven altijd verankerd binnen het kader van de gevestigde tonaliteit.
Overgangsperioden :
Tijdens de overgang van de renaissance naar de barok, en later van de barok naar de klassieke tijd, evolueerde en werd het begrip tonaliteit steeds verfijnder. Het vaststellen van een duidelijke majeur- of mineur-tonaliteit was niet alleen fundamenteel voor de barokke muziekstijl, maar maakte ook de weg vrij voor verdere vooruitgang in de tonale muziek in daaropvolgende perioden.
Over het geheel genomen was het vaststellen van een duidelijke majeur- of mineur-tonaliteit in barokmuziek essentieel bij het organiseren en structureren van muzikale composities, het overbrengen van emotionele expressie en het bieden van een raamwerk voor harmonische verkenning. Het speelde een cruciale rol bij het definiëren van de karakteristieke klank, samenhang en emotionele impact van barokmuziek.