* Heel goed, dank je. Jij ook? (Met mij gaat het heel goed, dank u. En met u?)
* Met mij gaat het goed, bedankt. Jij ook? (Met mij gaat het goed, dank je. En met jou?)
*Ik ben een beetje moe, maar prima. Jij ook? (Ik ben een beetje moe, maar goed. En jij?)
*Ik ben een beetje ziek, maar oké. Jij ook? (Ik ben een beetje ziek, maar goed. En jij?)
*Het gaat heel slecht met mij, dank je. Jij ook? (Ik ben erg slecht, dank je. En jij?)