* Drama vindt zijn oorsprong in het oude Griekenland als onderdeel van religieuze festivals, met name de aanbidding van Dionysus, de god van de wijn en de vruchtbaarheid.
* De vroegste vormen van drama waren dithyramben, koorliederen uitgevoerd ter ere van Dionysus.
* Thespis, een acteur uit de 6e eeuw voor Christus, wordt gecrediteerd voor het introduceren van de eerste acteur die regels sprak in een dialoog met het koor.
* Aeschylus, Sophocles en Euripides worden beschouwd als de drie grote tragedieschrijvers van het oude Griekenland.
* Hun toneelstukken bevatten complexe karakters, ingewikkelde plots en verkenningen van universele thema's zoals liefde, verlies en lot.
* In deze periode bloeide ook de Griekse komedie, waarbij Aristophanes de beroemdste toneelschrijver was.
Romeinse Rijk (3e eeuw v.Chr. - 5e eeuw n.Chr.)
*Het Romeinse drama werd sterk beïnvloed door het Griekse drama, maar ontwikkelde ook zijn eigen unieke kenmerken.
* Romeinse toneelstukken waren vaak uitgebreider en spektakelgedreven dan Griekse toneelstukken.
* Het gebruik van maskers en uitgebreide kostuums werd steeds gebruikelijker.
* Plautus en Terence waren de twee meest prominente Romeinse toneelschrijvers.
* Hun toneelstukken bevatten vaak slapstickhumor en sociale satire.
Middeleeuws Europa (5e eeuw - 15e eeuw)
* Drama in de middeleeuwen was grotendeels religieus van aard.
* Mysteriespelen, waarin verhalen uit de Bijbel werden afgebeeld, waren populaire vormen van drama.
* Moraliteitstoneelstukken, waarin lessen werden geleerd over moraliteit en ethiek, waren ook gebruikelijk.
* In deze periode ontstonden ook farces, luchtige komedies.
Renaissance (14e eeuw - 17e eeuw)
* Tijdens de Renaissance was er sprake van een heropleving van de belangstelling voor klassiek Grieks en Romeins drama.
* Humanistische geleerden begonnen oude toneelstukken te bestuderen en te vertalen.
* Dit leidde tot de ontwikkeling van nieuwe vormen van drama, zoals de commedia dell'arte, een vorm van geïmproviseerd theater die in Italië opkwam.
* Christopher Marlowe, William Shakespeare en Ben Jonson waren enkele van de beroemdste toneelschrijvers uit de Renaissance.
18e eeuw
* In de 18e eeuw ontstond het tijdperk van de Verlichting, waarin de nadruk werd gelegd op rede en logica.
* Dit leidde tot een afname van religieus drama en een toename van seculier drama.
* De komedie van manieren, die de sociale gewoonten van de hogere klassen hekelde, werd populair.
* Ook het sentimentele drama, dat zich concentreerde op de emoties van gewone mensen, kwam naar voren.
19e eeuw
* De 19e eeuw was een tijd van grote verandering en onrust.
* De industriële revolutie, de opkomst van de democratie en de uitbreiding van het Britse rijk hadden allemaal een diepgaande invloed op het drama.
* Realisme werd eind 19e eeuw de dominante dramastijl.
* Realistische toneelschrijvers probeerden het leven weer te geven zoals het was, zonder het te romantiseren of te idealiseren.
* Henrik Ibsen, Anton Tsjechov en August Strindberg waren enkele van de beroemdste realistische toneelschrijvers.
20e eeuw
* In de 20e eeuw ontstond een grote verscheidenheid aan dramatische stijlen.
* Modernisme, expressionisme, surrealisme en absurdisme waren slechts enkele van de vele verschillende stromingen die het drama beïnvloedden.
* Toneelschrijvers als Eugene O'Neill, Bertolt Brecht, Samuel Beckett en Arthur Miller creëerden enkele van de belangrijkste dramawerken van de 20e eeuw.
21e eeuw
* De 21e eeuw is zich nog steeds aan het ontvouwen, maar het is nu al duidelijk dat het drama zich blijft ontwikkelen.
* Nieuwe vormen van drama, zoals multimediavoorstellingen en interactief theater, zijn in opkomst.
* Toneelschrijvers gebruiken drama om nieuwe en urgente kwesties te onderzoeken, zoals klimaatverandering, sociale rechtvaardigheid en politieke corruptie.