1. Vroege periode (1580 tot 1594):
- Shakespeare begon zijn carrière als schrijver in deze periode en verkende verschillende genres, zoals komedie, geschiedenis en tragedie.
- Bekende werken zijn onder meer 'De twee heren van Verona', 'Het temmen van de feeks', 'De komedie van fouten' en 'Titus Andronicus'.
- Shakespeare experimenteerde in zijn vroege toneelstukken met verschillende stijlen, waaronder farce, slapstick-komedie en verhoogde taal.
2. Middenperiode (1595 tot 1608):
- Shakespeare's meest productieve en artistiek volwassen fase.
- Hij schreef in deze periode enkele van zijn meest gevierde toneelstukken, waaronder 'Romeo en Julia', 'Julius Caesar', 'Twaalfde Nacht' en 'Hamlet'.
- Shakespeare verfijnde zijn karakterontwikkeling, plotconstructie en poëtische taal en bereikte nieuwe hoogten van dramatische verhalen.
3. Late periode (1608 tot 1613):
- Gekenmerkt door een verschuiving in de stijl van Shakespeare naar een meer introspectieve en poëtische benadering.
- Schreef tragische meesterwerken zoals 'King Lear', 'Macbeth' en 'Antony and Cleopatra'.
- Deze toneelstukken onderzoeken thema's als menselijk lijden, morele ambiguïteit en de gevolgen van ambitie.
4. Romances (1610 tot 1613):
- Shakespeares laatste schrijffase, gekenmerkt door een terugkeer naar komedie en een meer optimistische toon.
- Opvallende toneelstukken uit deze periode zijn onder meer 'The Winter's Tale', 'The Tempest' en 'Cymbeline'.
- Deze romances bevatten vaak thema's als vergeving, verzoening en de triomf van de liefde.