Het stuk onderzoekt het thema kolonialisme via de karakters Prospero en Caliban. Prospero is de rechtmatige hertog van Milaan, maar hij is door zijn broer Antonio naar het eiland verbannen. Prospero gebruikt zijn magische krachten om het eiland en zijn bewoners onder controle te houden, en hij ziet zichzelf als de meester van het eiland. Caliban is de zoon van Sycorax, de heks die de vorige heerser van het eiland was. Caliban is zelf een machtige tovenaar, maar hij is ook een slaaf van Prospero. Prospero gebruikt Caliban om zijn bevelen uit te voeren, en hij behandelt hem vaak wreed.
Het stuk onderzoekt ook het thema van verzet tegen het kolonialisme. Caliban komt uiteindelijk in opstand tegen Prospero, en hij wordt vergezeld door de andere inwoners van het eiland. Het stuk eindigt met Prospero die ermee instemt zijn macht op te geven en terug te keren naar Milaan. Dit kan worden gezien als een symbolische overwinning voor het gekoloniseerde volk, en het suggereert dat kolonialisme niet onvermijdelijk is.