Gebrek aan zelfherkenning :Creon toont een koppige weigering om zijn eigen fouten te erkennen. Ondanks de catastrofale gevolgen van zijn daden blijft Creon standvastig in zijn overtuiging dat hij rechtvaardig heeft gehandeld. Dit gebrek aan zelfbewustzijn belemmert zijn potentieel voor leren en persoonlijke groei, wat cruciaal is voor een aristotelische tragische held.
Overmatige hoogmoed :Creons buitensporige trots en arrogantie dragen bij aan zijn ondergang. Zijn onwankelbare geloof in zijn eigen oordeel en autoriteit maakt hem blind voor de mogelijke tekortkomingen in zijn beslissingen en het lijden dat hij anderen toebrengt. Deze hoogmoed weerhoudt hem ervan de louterende erkenning en omkering van het fortuin te bereiken die kenmerkend zijn voor een aristotelische tragische held.
Afwezigheid van verlossing :Een essentieel aspect van de aristotelische tragische held is hun vermogen om een transformerend moment van herkenning en wroeging te ervaren. Creon maakt zo’n moment echter niet mee. Hij blijft onberouwvol en uitdagend, zelfs nadat hij zich de verwoestende impact van zijn daden heeft gerealiseerd. Dit gebrek aan verlossing ondermijnt zijn potentieel om medelijden en angst op te roepen, essentiële emotionele reacties in een aristotelische tragedie.
Extern in plaats van intern conflict :Het conflict van Creon komt voornamelijk voort uit externe omstandigheden en niet zozeer uit interne strijd. Hoewel hij met obstakels en uitdagingen wordt geconfronteerd, worden deze grotendeels door anderen opgelegd, zoals het verzet van Antigone en de profetieën van Tiresias. Dit vermindert de tragische dimensie van zijn karakter, omdat het suggereert dat zijn ondergang voornamelijk te wijten is aan externe factoren en niet aan inherente tekortkomingen in hemzelf.
Beperkte empathie en catharsis :Creons gebrek aan empathie voor anderen verhindert dat hij de emoties van het publiek volledig kan aanspreken. Zijn onvermogen om de perspectieven en het lijden van anderen, zoals Antigone en Haemon, te begrijpen, vermindert het potentieel voor catharsis, wat een cruciaal aspect is van de aristotelische tragedie. Zonder deze emotionele band kan het publiek moeite hebben zich in te leven in de ondergang van Creon.
Focusverschuiving :Naarmate het stuk vordert, verschuift de focus van Creon naar Antigone, die naar voren komt als de meer meeslepende tragische figuur. Haar onwankelbare toewijding aan haar overtuigingen, haar interne conflicten en haar tragische lot overschaduwen Creons eigen strijd, waardoor zijn rol als centrale tragische held verder wordt verkleind.
Concluderend:hoewel Creon bepaalde tragische eigenschappen bezit, zoals zijn hoge sociale status, zijn val aan de macht en zijn erkenning van zijn fouten, mist zijn karakter uiteindelijk de diepgang, het zelfbewustzijn en de transformatieve reis die vereist is van een aristotelische tragische held. In plaats daarvan legt het stuk een grotere nadruk op de tragische heldenmoed van Antigone, wiens verhaal nauwer aansluit bij de traditionele parameters van de aristotelische tragedie.