In een van zijn monologen zegt Macbeth:"Ik dacht dat ik een stem hoorde roepen:'Slaap niet meer! / Macbeth vermoordt slaap!'" (II.ii.33-34). Hieruit blijkt dat Macbeth niet alleen niet kan slapen, maar dat hij ook het gevoel heeft dat hij de slaap zelf heeft gedood. Hij heeft het gevoel dat hij een misdaad heeft begaan die zo gruwelijk is dat hij de natuurlijke orde der dingen heeft verstoord. Macbeth zegt ook:"Ik ben bang om na te denken over wat ik heb gedaan; / Kijk niet nog een keer, ik durf niet" (II.ii.50-51). Dit laat zien dat Macbeth zo geschokt is door zijn misdaad dat hij er niet eens naar kan kijken. Hij probeert de herinnering aan wat hij heeft gedaan te onderdrukken, maar het is voor hem onmogelijk om te vergeten.
De schuld en het wroeging dat Macbeth voelt na de moord op Duncan zijn uiteindelijk zijn ondergang. Ze zorgen ervoor dat hij paranoïde en onstabiel wordt, en uiteindelijk vernietigen ze hem.