Verdriet en melancholie :Hamlet's vader, koning Hamlet, is onlangs overleden, en Hamlet treurt diep om zijn verlies. Dit diepe verdriet brengt hem ertoe na te denken over de nutteloosheid van het leven en het verlangen om een einde te maken aan zijn lijden.
Desillusie in de wereld :Hamlet raakt gedesillusioneerd door de wereld waarin hij leeft. Hij ontdekt de corruptie, het bedrog en de morele dubbelzinnigheid binnen zijn familie en het Deense hof. Deze desillusie brengt hem ertoe zijn eigen plaats en doel in twijfel te trekken in een wereld die hij als corrupt beschouwt.
Moreel dilemma :Hamlet wordt geconfronteerd met het morele dilemma van het wreken van de moord op zijn vader. De geest van zijn vader eist wraak, maar Hamlet worstelt met de morele implicaties van het nemen van een ander leven. Dit interne conflict kan leiden tot schuldgevoelens, schaamte en zelfhaat, wat bijdraagt aan zijn zelfmoordgedachten.
Existentiële crisis :Hamlet's zelfmoordneiging is verweven met zijn existentiële vragen over leven en dood. Hij filosofeert over de aard van het bestaan, het hiernamaals en het potentieel voor eeuwige rust als verlossing van werelds lijden.
Het is belangrijk op te merken dat de zelfmoordgedachten van Hamlet niet uitsluitend worden veroorzaakt door één specifieke factor, maar eerder door een combinatie van verschillende interne en externe conflicten die hem overweldigen. Gedurende het hele stuk beschouwt hij zelfmoord als een ontsnapping aan zijn pijn, maar uiteindelijk kan hij zichzelf er niet toe brengen zelfmoord te plegen.