1. Ik heb altijd honger, hoe meer je me voedt, hoe meer ik groei, maar als ik dorst heb, word ik kleiner. Wat ben ik? (Antwoord:vuur)
2. Je ziet een boot vol mensen. Het is niet gezonken, maar er is geen enkele persoon aanwezig. Waarom? (Antwoord:ze zijn allemaal getrouwd)
3. Wat zit vol gaten, maar houdt nog steeds water vast? (Antwoord:een spons)
4. Wat kun je vangen, maar niet gooien? (Antwoord:verkoudheid)
5. Ik ben lang als ik jong ben, en klein als ik oud ben. Wat ben ik? (Antwoord:een kaars)
6. Wat gaat door de schoorsteen naar beneden, maar kan niet door de schoorsteen omhoog? (Antwoord:een paraplu)
7. Ik verander altijd, maar ik blijf altijd hetzelfde. Wat ben ik? (Antwoord:tijd)
8. Wat is zo kwetsbaar dat het zeggen van de naam het breekt? (Antwoord:stilte)
9. Je meet mijn leven in uren en ik dien je door te verstrijken. Ik ben snel als ik dun ben en langzaam als ik dik ben. De wind is mijn vijand. (Antwoord:een kaars)
10. Wat heeft drie ogen, maar kan niet zien? (Antwoord:een stoplicht)