1. Zelfbeschuldiging en spijt:Oedipus erkent dat hij de bron is van zijn eigen ondergang vanwege zijn daden en de vloek die hem is overkomen. Hij drukt zijn diepe spijt en schuldgevoel uit voor de keuzes die hij heeft gemaakt, die tot zijn tragische lot hebben geleid.
2. Isolatie en eenzaamheid:Oedipus betreurt het feit dat hij door de mensen van Thebe als een paria en onrein wordt beschouwd. Hij voelt zich geïsoleerd en alleen, belast met het gewicht van zijn zonden. Hij vraagt zijn dochters om medelijden met hem te hebben en voor hem te zorgen, ondanks zijn toestand.
3. Verzoek om vergeving:Oedipus smeekt zijn dochters om hem te vergeven voor het lijden dat hij hen heeft veroorzaakt. Hij erkent de pijn en schaamte die ze hebben doorstaan vanwege zijn daden.
4. Zegening voor zijn dochters:Ondanks zijn ellende geeft Oedipus nog steeds veel om zijn dochters. Hij bidt voor hun welzijn en geluk en vraagt de goden om hen in de toekomst te beschermen en te leiden.
5. Afscheid en laatste wens:In de monoloog drukt Oedipus een verlangen uit om een plaats van rust en vrede te vinden waar hij vrij kan zijn van de last van zijn verleden. Hij erkent dat hij klaar is om de wereld te verlaten en vraagt zijn dochters om zijn laatste wens te vervullen door hem in een eenvoudig graf te begraven.
Over het geheel genomen weerspiegelen de woorden van Oedipus aan zijn dochters zijn diepe verdriet, wroeging en de emotionele tol van zijn tragische ervaringen. Hij zoekt hun begrip, medeleven en vergeving terwijl hij in het reine komt met de gevolgen van zijn daden en zich voorbereidt op zijn definitieve vertrek uit Thebe.