- De leerlingen hielpen elkaar met hun huiswerk. (Elke leerling hielp de andere leerlingen met hun huiswerk, en de andere leerlingen hielpen iedere leerling met hun huiswerk.)
- De buren letten altijd op elkaar. (Elke buurman let op de andere buren, en de andere buren letten op elke buurman.)
- De teamleden moedigden elkaar aan om te slagen. (Elk teamlid moedigde de andere teamleden aan om te slagen, en de andere teamleden moedigden elk teamlid aan om te slagen.)
'Elkaar' kan ook in algemenere zin worden gebruikt om naar het geheel van een groep te verwijzen. Bijvoorbeeld:
- De medewerkers van het bedrijf ondersteunen elkaar in hun doelstellingen. (Alle medewerkers van het bedrijf ondersteunen alle medewerkers van het andere bedrijf in hun doelstellingen.)
- De leden van de gemeenschap komen samen om elkaar te helpen in tijden van nood. (Alle leden van de gemeenschap komen samen om alle andere leden van de gemeenschap te helpen in tijden van nood.)
In alle gevallen impliceert ‘elkaar’ een gevoel van wederzijdse steun, samenwerking en wederkerigheid tussen een groep mensen. Het is een positieve zin die het belang van samenwerken en voor elkaar zorgen benadrukt.