Mercutio begint met het bespotten van Romeo's liefdeszieke toestand en vergelijkt zijn verliefdheid op Rosaline met een religieuze toewijding. Hij stelt dat liefde een blinde en impulsieve emotie is, gedreven door louter fysieke aantrekkingskracht en verstoken van elke rationele gedachte. Mercutio's toespraak is gevuld met kleurrijke beelden en retorische accenten die de irrationele en onvoorspelbare aard van liefde benadrukken. Hij beschrijft liefde als een ‘gek’ die ‘in zijn duim bijt naar de Rede’ en haar vergelijkt met een ‘figuur in de staatstuin van een rijke man’, iets sierlijks en decoratiefs, maar uiteindelijk zonder inhoud.
Mercutio's toespraak benadrukt ook de oppervlakkigheid van maatschappelijke normen en verwachtingen, vooral op het gebied van liefde en relaties. Hij bekritiseert de conventionele sociale conventies die voorschrijven hoe mensen zich moeten gedragen en hun emoties moeten uiten. Mercutio's toespraak daagt deze normen uit en moedigt individuen aan om hun passies en verlangens te omarmen, zelfs als deze afwijken van de maatschappelijke normen.
Over het geheel genomen is het thema van Mercutio's toespraak dat liefde een krachtige en onvoorspelbare kracht is die rationele verklaringen en maatschappelijke verwachtingen tart. Mercutio's geestige en provocerende opmerkingen dienen om de centrale thema's van het stuk, liefde, lot en de gevolgen van impulsieve acties, te onderstrepen.